VI Kennis doet twijfelen

Net zomin als dat er één alomvattende Islamitische cultuur bestaat, zo is er ook niet één Chinese cultuur. Journalisten, academici, reisbureaus, politici spinnen echter allen garen bij de fictie van het bestaan van ‘de Chinese cultuur’. Hetgeen de hardnekkigheid van deze mythe – vol met draken, de Chinese muur, religie, geschiedenis, familie, spectaculaire groei en ga zo maar door – verklaart.

In opnieuw een prachtig boek, ditmaal over zijn vader, schrijft Hanif Kureishi over de onmogelijkheid om de ander – je ouders, je vrienden, je geliefde – daadwerkelijk te kennen. “One thing you do see, though it takes a lifetime to understand it, is that a human being – your parents and then yourself – is profoundly unknowable. I have about my father, after all this, the feeling you can only have after knowing someone for a long time: that you don’t know them at all, really.

Bij een eerste ontmoeting lijkt het makkelijk. Je leest de ander – de kleren, de uitstraling, de geur, de taal, de humor – en denkt te begrijpen wie tegenover jou staat. Als de tijd verstrijkt neemt het aantal scheurtjes in dat eerste beeld toe, zonder dat er meer duidelijkheid voor in de plaats komt. Wanneer ik expats, en soms ook journalisten, hoor praten over China verbaas ik mij vaak over hun zekerheden. Tal van uitspraken rollen over de tafel: “Chinezen hebben een sterk familiegevoel” en “Chinezen durven zich niet openlijk uit te spreken”. Ik verwonder mij over deze stelligheid en bemerk dat bij mij de twijfel alleen maar lijkt toe te nemen.

Maar dolend door de straten van Taipei, die zijn doordrenkt met een koloniale nostalgie naar Japan (overal Japanse restaurants, Japanse muziek en Japanse toeristen), waan ik mij in geheel ander China dan mij vertrouwd is. Als ik om twee uur ‘s nachts de taxi neem naar de boekwinkel, (24 uur per dag open, een paradijs!), lees ik verder in het boek over de Franse filosoof Gilles Deleuze. De boekenlegger vertelt mij waar ik ben, hier kan je de boeken in gewoon in de winkel zelf lezen.

Ik lees die nacht hoe mensen, en wellicht ook culturen, beter te interpreteren zijn als machines die pas tot leven komen in schakelingen met andere elementen. En dat taal nimmer machtig is om dit proces te vatten, dat er altijd meer is, dat er altijd nieuwe verschillen mogelijk zijn en andere vormen van leven en zijn. “However we live, there is always more. We do not know of what a body is capable of, nor how it can live. The alternatives of contentment (I have arrived) and hopelessness (There is nowhere to go) are two sides of the same misguided thought: that what is presented to us, is what there is. There is more, always more.”

Terug in Beijing ben ik meer vertwijfeld dan ooit over wat China dan eigenlijk is, waar het ligt, en welke Chinese culturen er zoal bestaan. Meer twijfel en een sterker doorleefd idee dat er altijd meer is, altijd andere lezingen mogelijk zijn. Het zal nog moeilijker worden om de journalisten de eenduidige antwoorden te geven die ze zo graag willen horen.