XI 5000 jaar China in 50 minuten

We besluiten om het magische moment van de opening van de Olympische Spelen in een park te gaan bekijken. De security is aardig, ook het bier mag mee. Binnen is de sfeer gemoedelijk. Allerhande vlaggen zijn te zien, met het Chinese rood natuurlijk als meest voorkomend.

Het is benauwd en snikheet, maar als we uren later in de metro degenen tegen komen die er bij waren in het stadion horen we dat het daar pas echt een sauna was. Om acht uur is het dan zover: de trommels slaan de seconden weg en het spektakel, geregisseerd door Zhang Yimou, kan beginnen. Met het geroffel van de trommels lijkt ook de spanning uit de lucht te trekken. Een aantal Chinese vrienden durfden mij niet te vergezellen, bang als ze waren voor aanslagen. Die angst verdampt geleidelijk, wat blijft is een groots en vooral massaal spektakel.

Deze staat bol van de verwijzingen naar een ver verleden, de meer recente geschiedenis is nagenoeg afwezig. Al roept het beeld van de massa’s herinneringen op aan de communistische jeugdbrigades op het Tiananmen plein die naar hun held Mao Zedong komen kijken en luisteren. De internationale pers blijkt unaniem positief te zijn de dag erop, maar ik ben vertwijfeld. En met mij vele bloggers. Het is meer een potpourri dan een coherent geheel, lees ik. En waar zijn de vrouwen? Het nieuwe China is blijkbaar vooral een mannelijk China.

En langzaamaan volgen de verhalen elkaar in rap tempo op. Terwijl een uitgebreide competitie een winnend Olympisch lied heeft opgeleverd, blijkt Zhang Yimou op het laatste moment toch voor een ander, drakerig nummer gekozen te hebben, gezongen door Sarah Brightman en Liu Huan. Op blogs wordt dit gezien als teken van ‘de autoritaire staat’. En dan het meisje, Lin Miaoke, ze zingt niet echt, het nummer wordt gezongen door een ander (Yang Peiyi). Op het laatste moment zou er een partijbons zijn geweest die haar niet knap genoeg vond en dus een ander naar voren schoof. Waaruit blijkt hoe krampachtig China een ideaal beeld neer wilt zetten, ditmaal met negatieve consequenties, want het nieuws wordt enkele dagen na de opening door de media opgepikt.

Een Chinese vriend moppert: ‘Wie maakt dat nu uit, die vier grote uitvindingen? Is dat nu echt het enige – met astronauten – wat we over China kunnen zeggen? En als je duizenden paren eetstokjes synchroon laat bewegen dan ziet er natuurlijk erg mooi uit, maar het mist iedere inhoud’. Het plezier van de opening zit ‘m eigenlijk vooral in het napraten erover. Dat is denk ik de kern van het plezier dat populaire cultuur ons oplevert – het inspireert tot lang na praten over verschillen in smaak en interpretatie. Naast de genoemde feministische lezing komen we bij het eten ook op een queer reading: de Spelen worden een ‘coming out party’ genoemd. En inderdaad: de duizenden jongens die lachend uit de doos springen, de gespierde trommelaars, Jacques Rogge en Liu Qi op de rode loper naar het Olympisch altaar. Het kan niet anders of we zijn op een gay party beland.

Velen zeggen dat 50 minuten nooit genoeg kunnen zijn om de rijke Chinese cultuur te tonen. Maar dan vraag ik me af of een andere lezing ook mogelijk is? Misschien is het wel zo dat cultuur slechts de oppervlakte is, een laagje vernis waaronder tal van andere verschillen en overeenkomsten met elkaar vechten om aandacht. Het zal bij historici de haren wellicht doen rijzen, maar het kan ook een bevrijdende en prettig relativerende vraag zijn. Wat als we denken dat er van 5000 jaar geschiedenis niet veel meer dan 50 minuten televisie valt te maken? Dat maakt de ballast van het verleden wel zo draaglijk.