De kunstbeurs van Beijing is begonnen. Ik sluit bij de lange rij aan, de opening trekt veel bezoekers en lijkt de hype die momenteel bestaat rondom Chinese kunst te onderstrepen. De bedragen zijn fenomenaal: een Fang Lijun gaat voor ruim een miljoen over de toonbank, een Zhang Xiaogang voor 1,2 miljoen euro.
Chinese kunst is momenteel verworden tot een alternatieve vorm van beleggen danwel gokken, met name Chinese kopers proberen het werk weer snel te verkopen om winst te maken. De kunstwereld die ik in Beijing onderzoek wordt nu mede ondersteund door de overheid, die – net als in Amsterdam – in de creatieve industrie een nieuwe weg ziet voor verdere economische en urbane ontwikkeling (en zoals velen beweren, meer vernuftige methoden van flexibilisering en uitbuiting van arbeid). Daarom is het voormalige fabriekscomplex 798 in het noordoosten van Beijing, jaren terug nog een enigszins alternatieve kunstzone, inmiddels aangeharkt tot een kunst-Efteling. Er zijn bloemenperkjes, bankjes om uit te rusten, hippe New York-achtige restaurants en witte elektronisch aangedreven autootjes om maar niet te hoeven lopen. Ook wegbewijzering: rechtsaf naar het Originality Square! Er worden bussen toeristen afgeleverd die een stukje hip Beijing kunnen consumeren voor ze weer terug keren naar het ‘echte’ oude Beijing van de hutong en de verboden stad.
Deze constructie van een authentieke, creatieve, vrije zone blijkt ook echt verkoopbaar. Ik herinner mij een documentaire op de Nederlandse televisie waarin 798 werd aangeprezen als plek waar echt alles kan en waar een nieuw, avant-gardistisch China zich ontplooit. Een vriendin vertelde me hoe goed het is dat deze vrijheid nu mogelijk is in China. De borden aan de ingang van het complex vermelden het zelf: 798 – Underground.
Het heeft dezelfde authenticiteit als de peperdure punkkledij van Vivienne Westwood. Ik kom met grote regelmaat in deze vermeende vrije zone, voor interviews, om een opening bij te wonen en om kunst te bekijken. Die kunst is soms spannend, soms prettig politiek geëngageerd maar bovenal te vaak herhalend. Die herhaling breekt me ook op bij de kunstbeurs: het alsmaar terugkerende neorealisme, de lachende of kale hoofden, de Mao Zedong’s, de cartoonachtige poppen, de popart. Dit is wat mondiaal verkoopt: herkenbare kunst met een suggestie van politieke betrokkenheid, kunst ook die goed kleurt bij het luxe bankstel thuis.
Op het einde kom ik Ni Haifeng tegen, een in Amsterdam wonende kunstenaar. Samen mopperen we over al de herhalingen die we zien. Maar de markt loopt terug, zo pik ik in de wandelgangen op. Dit jaar loopt de verkoop slecht en in 798 waren de Olympische Spelen een fiasco – niemand heeft iets gekocht. Bijna iedereen is het erover eens dat het hoog tijd is dat de markt weer tot rust komt en de prijzen omlaag gaan. Hopelijk is er dan ook meer ruimte voor het werk van Li Feixue. Zijn schilderij, ditmaal ontdaan van ieder realisme, beslaat een groot doek met alleen maar gekleurde verfklodders (gezien de overvloed aan galerie ruimte is het ene schilderij vaak nog groter dan het andere).
Maar ja, dat is zo groot, dat kan ik dan weer nergens ophangen. Feng Jiangzhou, een bevriende videokunstenaar die daarnaast actief is in de elektronische underground scene, is er ook en we besluiten te gaan eten om de opening van de beurs te besluiten. Zoals dat dan gaat in Beijing eindigen we uiteindelijk met 14 personen om de tafel.