Mijn laatste blog moet gaan over degenen die meestal onzichtbaar blijven in journalistiek en academisch onderzoek: de RA – een afkorting die staat voor research assistant. De rol die zij vervullen roept om meer onderzoek. Veel van het werk dat journalisten en academici verzetten komt van de assistent, maar de naam die altijd boven het artikel prijkt is die van de journalist of wetenschapper.
Wat betreft de journalistiek kan dit ook bijna niet anders, want daarvoor is het werk dat journalisten verrichten dikwijls te gevoelig in China. Maar het heeft ook iets wrangs, al het werk dat verzet wordt achter de schermen blijft anoniem, of, erger, een ander loopt ermee te pronken. In de wetenschap werkt het niet veel anders, en speelt de RA een steeds grotere rol. Collega’s in Hong Kong hebben een heel team van RA’s aan het werk om data te verzamelen, data die zij vervolgens verwerken in hun publicaties.
Deze trend hangt samen met de toenemende druk om te publiceren. De academie wordt mondiaal in steeds grotere mate gedreven door begrippen als output en efficiency. Ik herinner mij een eerdere werkplek waar het succes van de afdeling werd gemeten door het aantal gerankte publicaties (SSCI ranking) te delen door het aantal formatieplaatsen (fte’s). In dat cijfergeweld is er eigenlijk geen ruimte meer voor de mijns inziens veel urgentere vraag over de rol van academische kennis in de huidige samenleving. De universiteiten in Hong Kong lopen helaas voorop in deze trend, met als gevolg dat veel academisch werk nu ge-outsourced wordt. Hierdoor lijkt het vak steeds minder lijkt te draaien om reflectie en steeds meer om productie en reproductie (het herkauwen van eerder werk).
Terug naar de RA en mijn onderzoek. Ondanks mijn lessen Chinees heb ik een tolk nodig voor interviews en vertalingen. Nu wilde ik na de woorden ‘heb ik’ bijna ‘helaas’ typen, maar dat is niet geheel juist. Omdat je gedwongen uren met elkaar optrekt en zoveel samen doet voelt het onderzoek in China voor mij meer aan als een gezamenlijk project, iets dat ik uitvoer samen met de RA. Dat ik mij zo thuis voel in China heeft dan ook vooral te maken met de band die ik met hen opbouw. Veel van mijn vrienden in China waren eerder mijn RA. Ditmaal werk ik met Vincent en Sylvie. Deze Engelse namen geven ze zichzelf, net zoals ik een Chinese naam heb, om het wat makkelijker te maken. Beiden zijn typische exponenten van de balinghou generatie: jong, gedreven, bereisd, jonglerend met diverse banen, in combinatie met een studie. Vincent studeert nog internationale relaties en werkt met jongeren in een VN-project waarvoor hij deze winter naar Nederland komt. Sylvie is net afgestudeerd en zoekt naar een vaste baan, maar wil eigenlijk fotograaf worden.
Het zijn de zoekende jaren, in een land waar de druk van de omgeving aanzienlijk hoger is in vergelijk met Nederland, maar ook een land waar meer energie is, een land dat nog niet geheel is aangeharkt en dat daardoor juist meer mogelijkheden biedt. Een land waar je tegelijkertijd kunstenaar, zakenman, blogger, intellectueel en makelaar kan zijn. Het is dankzij hen beiden dat ik hier al die maanden met zoveel plezier heb kunnen werken. Ik zal met weemoed terugreizen naar Nederland en dat maakt het gevoel weer terug te willen komen des te sterker.