Als ik de metro bij het Tiananmenplein uitstap zie ik in de verte de Chinese poort die de ingang vormt van de vernieuwde Qianmen Straat. Daar aangekomen waan ik mij op een filmset met het oude Shanghai als decor. Het betreft hier alweer een prestigeproject van de stad.
De hutong (traditionele ommuurde woonwijk) is op de schop gegaan voor deze constructie van een net echt en erg oud China. Naast de onvermijdelijke kameelharen penselen en zijde is overal het rode boekje van Mao te koop, wiens posters gemoedelijk naast die van Stalin hangen. Het zal niet lang duren voordat ook de omliggendehutongs op de schop zullen gaan.
Dikwijls wordt hierover met weemoed geschreven, alsof het gaat om uiterst waardevolle wijken die niet gesloopt mogen worden. Toch zijn veel bewoners blij te vertrekken, de hutongs zijn vaak vies en veel te druk. De strubbelingen die optreden draaien meestal om geld, de bewoners zijn ontevreden over de compensatie die ze ontvangen. Lopende door Qianmen betrap ik mezelf ook op de wrevel over dezemake-over. Moeten de hutongs nu echt vervangen worden voor een pretpark versie van Beijing. Een versie waar de Nike- en Starbucks-vestigingen een plekje zullen vinden? Niet voor niets heeft dit project in Beijing veel stof op doen waaien.
Het beeld staat symbool voor de onvrede die de grootschalige projecten oproepen. Het spreekt wereldwijd zo aan omdat het de strijd laat zien van David tegen Goliath. Internet heeft hier een belangrijke rol gespeeld. In no-time kende iedereen het beeld en was iedere poging van de staat tot censuur zinloos.
In de vragenronde na de film van Ou Ning staat er een meisje op die in Qianmen heeft gewoond. “De documentaire geeft wel een erg eenzijdig beeld”, vertelt ze. “Natuurlijk, er waren protesten, maar velen – waaronder ik – waren blij te vertrekken.” Een ander mompelt het erg bekende en kortzichtige verwijt dat dit een film is die is gemaakt voor Westerse ogen. Bijna alle Chinese kunstenaars worden met dit verwijt achtervolgd. Een verwijt waarin niet alleen jaloezie maar ook een rigide wereldbeeld doorklinkt. Hoe zinvol is het nog vandaag de dag om te spreken van ‘Westers’ en ‘Chinees’, laat staan om daar een paar ogen aan te koppelen?
Ik wandel terug naar de poort bij Qianmen. Als ik een vervallen hotel binnenloop lijkt het alsof ik in een tijdmachine ben beland. Een plek waar de tijd geen vat op lijkt te hebben. Waar het nieuwe Qianmen een pretparkversie levert van Beijing, zo loop je dertig meter verder plotseling onverwacht de veel troostelozere versie van Beijing binnen. En Zhang Jinli? Die woont elders en heeft inmiddels een eigen blog.