Ruim tien jaar geleden was het niet zo eenvoudig om alternatieve muziek in China te kopen. Naast de censuurbepalingen zagen de meeste platenmaatschappijen er geen brood in om het oeuvre van bijvoorbeeld de Duitse industrial pioniers Einsturzende Neubauten op de markt te brengen. Echter, via de achterdeur kwamen miljoenen Dakou cd’s op de markt: de zilveren schijfjes met een hap uit de rand.
Deze cd’s waren bestemd om te worden vernietigd, maar nu werden ze voor een lage prijs verkocht in China. De Dakou cd’s waren vitaal voor de verdere ontwikkeling van muziek en jongerenculturen in China. Al snel bloeide de zogenaamde Dakou cultuur tot volle wasdom.
Nu, ruim tien jaar later, is daar weinig van te merken. De cd’s zijn verdwenen want iedereen kan nu alles downloaden. Nam ik destijds muziek mee voor vrienden hier, nu vertellen zij mij waar ik naar moet luisteren. Er is inmiddels een nieuw etiket bedacht om de huidige generatie te beschrijven: de Balinghou generatie. Ofwel, degenen geboren in de jaren 80. Dit is een generatie voor wie noch de Culturele Revolutie noch de studentenopstanden van 4 Juni een rol spelen. Een generatie die is opgegroeid in een tijd van alsmaar economische voorspoed, een tijd gekenmerkt door een bizarre bouwlust, een tijd van continue verandering waarin niets lang hetzelfde blijft.
Deze generatie krijgt in China vaak het verwijt dat ze egocentrisch en materialistisch is, slechts uit op een IKEA appartement, een Jeep Cherokee en een hond. Maar de aardbeving in mei van dit jaar heeft dat beeld doen veranderen. Opeens werden al deze jongeren vrijwilliger. In een krantenartikel lees ik dat het best meevalt met deze generatie, het stuk besluit met: “Als de jongeren rijk worden, dan wordt de natie rijk. Als de jongeren sterk zijn, dan is de natie sterk. Nu we hebben gezien welk werk ze hebben verzet tijdens de aardbeving is het duidelijk dat we de verantwoordelijkheid aan de Balinghougeneratie over kunnen geven. Er is alle reden te geloven dat over 10 tot 20 jaar zij de sterke zuilen van China zullen zijn.”
Het zal je maar gebeuren. Wil je mensen redden, rust plots de last van het redden van de natie op je schouders. De jongeren zullen hiervoor hun schouders ophalen, verwacht ik. Ze hebben wel andere zorgen aan hun hoofd dan de eer van de natie.
Wanneer ik vechtend door de regen in een klein theater beland, zie ik de voorstelling 8008. Goddank zijn de Spelen voorbij, eindelijk is er weer ruimte voor cultuur! Veel van de zorgen van deze generatie komen in de snelle, met muziek doordrenkte, voorstelling voorbij. De trek naar Beijing, de vervreemding die toeslaat, de torenhoge verwachtingen van de ouders die al hun hoop en frustraties van een mislukt leven op het kind projecteren, de onzekere arbeidsmarkt, de mislukte liefde en het verstikkende en corrupte web van relaties dat je nodig hebt om carrière te maken.
En dan zie ik toch opeens veel overlap met de Dakou generatie. Er is wellicht meer openheid en de zorgen resoneren met die van een mondiale jeugdcultuur, maar de druk van de familie en het erg competitieve schoolsysteem blijven onverminderd groot. De markt voert deze druk op jongeren alleen maar verder op, waardoor ik nu diversen van hen zie jongleren met drie of vier verschillende banen. Alleen de politiek is grotendeels achter de schermen verdwenen. Dat is en blijft een spel van oude mannen met rare grote brillen die hun haar zwart verven.