XXII Harmonie in vakantietijd

Om te vieren dat 59 jaar geleden de Communistische Partij aan de macht kwam heeft heel het land een week vrij. De toenemende welvaart resulteert in een steeds grotere stroom van toeristen. De Beijingers vluchten de stad uit naar warme oorden als Hainan of Maleisië en vanuit de rest van het land stromen de toeristen weer naar Beijing.

Deze verkennen massaal het Olympische terrein – de trekpleister van dit jaar. Hier komen meer bezoekers dan in de Verboden Stad. Een symbolisch gegeven, alsof het nieuwe China het oude China heeft ingehaald en de ogen slechts gericht zijn op de toekomst. De recente ruimtevlucht  – het ultieme symbool van de overwinning van de natiestaat op de toekomst – was hier dan ook groot nieuws. De taikonauten zijn nationale helden, nu telt China pas echt mee. Een bevriend blogger merkt wrang op dat Chinezen weliswaar fijn in de ruimte kunnen wandelen, maar terug op aarde geen betrouwbare melk kunnen produceren. Zo kort na de Olympische Spelen valt deze viering van China mij wat rauw op het dak. Al die staccato pratende leiders op TV maken het er niet beter op: “Ka-Ma-Ra-Den! On-Ze Hel-Den Zijn Te-Rug!”

Gelukkig zijn er tal van mogelijkheden om deze ruimtelijke viering te ontvluchten: het internationale moderne dansfestival in de Living Dance Studio. Aan de rand van Beijing komt hier een trouwe groep mensen samen om te zoeken naar nieuwe dansvormen. Dit festival wordt overigens mede-georganiseerd door Borneoco, een Nederlandse organisatie die zich al jaren met succes inzet voor de bevordering van moderne dans in China (www.borneoco.nl). De Chinese groep vanLian Guodong danst op muziek van Nirvana, ook in China de meest populaire band van de jaren ‘90 bij meer de alternatieve jongeren. Een jongen danst naar de hoek van de zaal en ik zie bloedrood water uit zijn mond stromen. De existentiële angst van de Balinghou-generatie wordt hier wel erg expliciet in beeld gebracht.

De dagen erop verblijf ik op het Modern Sky Music Festival in het Haidian Park. Hier komt hip Beijing samen om drie dagen lang naar de bekendste rockacts van China te luisteren. De sfeer lijkt op die van Lowlands, het Nederlandse muziekfestival, maar het evenement is een stuk kleiner en overzichtelijker. Afsluiter op de eerste dag is folk-legende Zhang Chu. Vanwaar mijn tranen bij het meezingen? Het zal wellicht de in nostalgie gedrenkte herinnering zijn, over de tijd die is verstreken sinds deze muziek uitkwam in 1992. Maar het is ook de verwondering dat iedereen om mij heen dit mee kan zingen. Over de kracht van muziek, dat woorden die bijna 20 jaar geleden zijn geschreven vandaag de dag door een nieuwe generatie nog woord voor woord meegezongen kunnen worden. Goede muziek produceert een collectieve herinnering die door generaties heen snijdt. De dag erop dans ik mee op de muziek van New Pants, een ironische pop-punk band die al jaren meegaat. Zanger Peng Lei zingt dat hij een miljonair is en iedereen zingt mee. Ook met het melancholische syntho-pop nummer Bye Bye Disco. Ironie is veel te afwezig in de popmuziek. Te vaak verliezen bands (en ook dansers, zoals bleek op het dansfestival) zich in de pose van de gekwelde ziel.

Ironie is ook de kracht van The Top Floor Circus uit Shanghai. Zanger Lu Chen is tevens ceremoniemeester die avond en kondigt alle andere bands aan in dezelfde staccatostijl als de leiders, met dezelfde woorden (Ka-Ma-Ra-Den!). De politiek wordt tevens op de hak genomen in zijn versie van het Olympische lied Beijing Welcomes You. Dat is nu omgevormd tot Shanghai Welcomes You. Hij zingt: “We hebben weliswaar geen cultuur, maar wel geld en kopen ons dus lekker suf”. De ironie zit niet alleen in de tekst maar ook in de muziek. De rockversie maakt dat iedereen mee schreeuwt, totaal niet in de harmonie die de Olympische Spelen voorstaan. Een ironie die ook terugkeert in de speldjes die een punker heeft opgespeld – met daarop geschreven hexie – harmonieus. Het is prettig ouderwets symbolisch subcultureel verzet: dominante tekens worden overgenomen, krijgen een ironische draai en betekenen vervolgens precies het tegenovergestelde. Maar voorbij dat verzet draait het deze dagen toch vooral om het plezier. De vraag is of er ook in dat plezier een mogelijkheid tot verzet schuilt? En waarom we dat eigenlijk zouden willen?